I

Quisqueyanos valientes, alcemos
Nuestro canto con viva emoción,
Y del mundo a la faz ostentemos
Nuestro invicto, glorioso pendón.
¡Salve! el pueblo que, intrépido y fuerte.
A la guerra a morir se lanzó,
Cuando en bélico reto de muerte
Sus cadenas de esclavo rompió.
II

Ningún pueblo ser libre merece
Si es esclavo, indolente y servil;
Si en su pecho la llama no crece
Que templó el heroísmo viril.
Mas Quisqueya la indómita y brava
Siempre altiva la frente alzará;
Que si fuere mil veces esclava
Otras tantas ser libre sabrá.(*)
III

Que si dolo y ardid la expusieron
De un intruso señor al desdén,
¡a Las Carreras! ¡a Beler!.. campos fueron
Que cubiertos de gloria se ven.
Que en la cima de heroíco baluarte,
De los libres el verbo encarnó,
Donde el genio de Sánchez y Duarte
A ser libre o morir enseñó.
IV

Y si pudo inconsulto caudillo
De esas glorias el brillo empañar,
De la guerra se vió en Capotillo
La bandera de fuego ondear.
Y el incendio que atónito deja
De Castilla al soberbio león,
De las playas gloriosas le aleja
Donde flota el cruzado pendón.
V

Compatriotas, mostremos erguida
Nuestra frente, orgullosos de hoy más;
Que Quisqueya será destruida
Pero sierva de nuevo, ¡jamás!
¡Que es santuario de amor cada pecho
Do la patria se siente vivir!
Y es su escudo invencible, el derecho;
Y es su lema: ser libre o morir.
VI

Libertad que aún se yergue serena
La victoria en su carro triunfal.
Y el clarín de la guerra aún resuena
Pregonando su gloria inmortal.
¡Libertad! Que los ecos se agiten
Mientras llenos de noble ansiedad
Nuestros campos de gloria repiten
¡Libertad! ¡Libertad! ¡Libertad!
Emilio Prud'Homme
|
 |
Vertaling: Karel Haitsma

Moedig volk van Quisqueya (*1),
Laten we diep bewogen zingen,
En laten we met trots tegenover de wereld
Ons onoverwonnen, glorieus vaandel tonen.
Heil, O volk, onverschrokken en krachtig.
Het stortte zich op de oorlog om te sterven,
Toen het onder dreiging van oorlog en dood
Zijn kettingen van de slavernij verbrak.

Geen enkel volk verdient het vrij te zijn
Als het slaafs is, indolent en kruiperig;
Als in z'n inborst de vlam niet groeit
Verzacht dat de viriele heroïek.
Maar Quisqueya (*1) ontembaar en dapper
Zal altijd het hoofd ongenaakbaar opheffen;
Ook al zou het duizend keer in slavernij zijn
Iedere keer zal het weten vrij te zijn.

Als het wordt blootgesteld aan list en bedrog
Tot aan verachting van een heuse indringer,
Op naar Las Carreras! Beler! (*2) ...het waren plaatsen
Waar zich de sporen van glorie bevinden.
Waar op de top van het heroïsch bolwerk,
Het woord van de vrijgevochtenen vlees werd,
Waar het genie van Sánchez en Duarte (*3)
Doceerde vrij te zijn of te sterven.

En als een onoplettende leider de glans
Van deze roemrijke gebeurtenissen kon negeren,
Men heeft in Capotillo (*4) in de oorlog
De vlag van vuur zien wapperen.
En de brand die de hoogmoedige leeuw
Van Castilla verstomd doet staan,
Verwijdert hem van de glorieuze stranden
Waar het gekruiste vaandel wappert.

Landgenoten, laten we fier
Ons gelaat tonen, vanaf vandaag trotser dan ooit;
Dat Quisqueya verwoest zal zijn
Maar opnieuw slavin, nooit!
Het is een heiligdom van liefde dat iedere inborst
Van het vaderland zich voelt leven!
En het is zijn wapenschild, het recht;
En het is zijn lijfspreuk: vrij zijn of sterven.

Vrijheid die zich nog koelbloedig opricht
De victorie in haar triomfwagen.
En de klaroen van de oorlog weergalmt nog
Zijn onsterfelijke glorie verkondigend.
Vrijheid! Dat de echo's zich roeren
Terwijl ze vol zijn van edele spanning
Onze velden van glorie herhalen
Vrijheid! Vrijheid! Vrijheid!
|