De Dominicaanse Republiek (Spaans), met 9,8 miljoen inwoners (2010), is de oostelijke helft van het eiland Hispaniola. De westelijke helft is Haïti (Frans) (Ayiti=Hoogland in taínotaal). Het heeft een oppervlakte van 48,730 km², ter vergelijking: Nederland 33,920 km².
Hispaniola is ontdekt door Columbus op 5 december 1492, maar er woonden al 3000 jaar voor Christus indianen. En zelfs de Vikingen waren in 986 al in Amerika: Bjarne Herjolfsson.
De indianen noemden het eiland Quisqueya ("moeder van alle landen") en Bohio ("Hut uit Amerika gemaakt van hout, takken of riet"), maar Columbus
veranderde die in La Española ("klein Spanje"), later verbasterd tot Hispaniola.
2000 jaar voor Christus leefden de Siboney op het eiland, voornamelijk van de visvangst. Aan het begin van onze jaartelling kwamen de Taínos ("goed, nobel"), die tot de Arawakken behoorden, landbouwers en qua cultuur verder ontwikkeld dan de Siboney, die naar het westelijk deel werden verdreven. De Taínos verdeelden het eiland in 5 provincies, "cacicazgos", met aan het hoofd een cacique ("stamhoofd"). Na de Taínos-Arawakken bezochten de Caribe-indianen (naar hen is de Caraïbische zee genoemd - Carib=sterke man) vanuit het zuiden incidenteel het eiland, bekend als zeer oorlogszuchtige kannibalen en rovers.
De Spanjaarden veranderden het leven op het eiland volkomen. Als gevolg van slavernij en ziektes waren er in 1520 nog maar enkele duizenden Taínos over in het hele Caraïbische gebied (van de 1 tot 2 miljoen!). In 1511 werden de eerste Afrikaaanse slaven naar Hispaniola gebracht. Bekend is de grote opstand o.l.v. de indiaan Enriquillo in 1522, die een akkoord verwierf in 1533 met daarin enkele rechten voor indianen.
De komende drie eeuwen heerste er een wrede samenleving, gebaseerd op een sterke klassenscheiding en slavernij. Ook de Portugezen, de Nederlanders (tussen 1630 en 1830 verhandelden zij een half miljoen slaven), Britten en Fransen hielden zich intensief bezig met de slavenhandel.
Op 27 februari 1844 werd de onafhankelijke Dominicaanse Republiek uitgeroepen ("La Independencia") door Juan Pablo Duarte, bijgestaan door Matías Ramón Mella en Francisco del Rosario Sánchez, de "vaders des vaderlands". De Haïtianen, die twintig jaar terug het land hadden bezet, werden verdreven.
Nog een belangrijke datum is 16 augustus 1863: Generaal Luperón roept de restauratie ("La Restauración") van de republiek uit.
De eerste president Pedro Santana had de hulp van Spaanse troepen ingeroepen na oa. voortdurende annexatiedreiging van Haïti.
Zo kreeg Spanje z'n kolonie weer terug, maar een groot deel van de bevolking kwam in opstand, met als resultaat dat de laatste Spaanse troepen in 1865 werden verslagen.
In 1916 bezetten de Verenigde Staten het land, omdat er een burgeroorlog dreigde. Nadat
de rust was teruggekeerd en mede onder druk van de publieke opinie verlieten ze het land weer in 1924 en was de derde republiek ("La Tercera República") een feit.
Op 16 mei 1930 grijpt "generalissimo" Trujillo de macht. Bij het vergaren van zijn rijkdom
schuwt hij geen enkel middel: terreur en uitbuiting. Op 30 mei 1961 wordt hij vermoord
op de autosnelweg Sánchez. Na zijn dood demonstreren de Dominicanen massaal voor
het vertrek van de overige leden van zijn regime, ook van de politieke leider van dat
moment: Joaquín Balaguer.
Na vrijlating van politieke gevangenen, terugkeer van bannelingen en na het verschijnen
van diverse politieke partijen werden de verkiezingen in 1962 gewonnen door Juan Bosch
met de Dominicaanse Revolutionaire Partij (PRD, vergelijkbaar met de sociaal democraten: de PVDA hier, kleur wit!). In 1963 kwam hij met een liberale grondwet.
Maar op 25 september 1963, zeven maanden na zijn installatie,
wordt zijn regering omver geworpen door een militaire
junta. Het verzet tegen de junta groeit echter en op 24 april 1965 breekt de burgeroorlog uit: "La Revolución" (dè revolutie). De Verenigde Staten bezetten daarop op 28 april het land en de
Dominicanen kunnen hun verzet tegen de Amerikaanse mariniers toch nog
vier maanden volhouden.
In 1966 verlaten de Amerikanen het land en wordt Balaguer met de Reformistische Partij (kleur rood!), later de PRSC ("Partido Reformista Social Cristiano") genoemd, weer tot president gekozen. Er komt een nieuwe grondwet naar Amerikaans voorbeeld. Om de vier jaar zijn er vrije verkiezingen met een stemplicht voor iedereen boven de 18 jaar. De wetgevende macht berust bij het Nationaal Congres, dat weer is
onderverdeeld in een Senaat (32 leden, één per provincie en één extra voor het Nationale District) en een Kamer van Afgevaardigden (178 leden, evenredig vertegenwoordigd naar het inwonertal van elke provincie).
Op 16 april 1978, na drie ambtstermijnen van Balaguer, wordt Guzmán van de PRD president. Hij wilde inperking van de macht van leger en politie en de corruptie tegengaan. Maar enkele weken voor het einde van zijn ambtstermijn blijkt dat enkele medewerkers zich verrijkten en pleegt hij zelfmoord tot ontzetting van de Dominicanen en de hele wereld.
Tot '86 nam Salvador Jorge Blanco met de PRD het presidentschap over. Ook hij wilde de corruptie tegengaan maar wordt na zijn termijn daarvan zelf beschuldigd in een slepende rechtszaak.
Balaguer wint de verkiezingen van '86, '90. In '94 (oud, 88 jaar en blind inmiddels) wint hij de verkiezingen opnieuw, maar met zo'n klein verschil op de leider Peña van de oppositiepartij de PRD, dat klachten over onregelmatigheden bij de verkiezingen blijven aanhouden. Dit resulteert in een overeenkomst met Balaguer voor 2 jaar als president en vervroegde verkiezingen in '96. Deze worden gewonnen door Leonel met de PLD, de Dominicaanse Bevrijdings (Liberación) Partij, kleur paars!
16 mei 2000 wint Hipólito Mejía (met vice-presidente Milagros Ortiz Bosch) van de PRD (wit) de nieuwe verkiezingen, hoewel Balaguer met de PRSC ("Partido Reformista Social Cristiano") zich ook weer kandidaat stelt (rood)! Het is een nipte overwinning (49.87 % tegenover de PLD: 24.9 % en de PRSC: 24.6 %) en normaal zou een tweede ronde nodig zijn (een absolute meerderheid van 50 % is noodzakelijk), maar de PLD en PRSC geven de overwinning toe om de spanning in het land, de eventuele politieke problemen te bezweren.
Op 14 juli 2002 is Balaguer gestorven. Op 16 mei 2004 zijn de volgende presidentsverkiezingen gehouden. Leonel (en vice-president Rafael Alburquerque) met zijn PLD wint deze verkiezingen met 57.11 % van de stemmen. Hipólito Mejía van de PRD geeft zijn verlies toe met 33.61 % van de stemmen en de kandidaat van de PRSC, Eduardo Estrella, komt niet verder dan 8.65 %.
16 mei 2008: Leonel wint de verkiezingen (zie Volkskrantartikel) opnieuw, hij kreeg 53.83 % tegen 40.48 % voor Miguel Vargas Maldonado van de PRD.
Op 20 mei 2012 worden de verkiezingen gewonnen door de ex-kandidaat van de PLD (in 2000) Danilo Medina Sánchez met vice-presidentskandidate, de vrouw van Leonel, Margarita Cedeño de Fernández met 51,21 % van de stemmen. De ex-president Hipólito Mejía van de PRD met als vice-presidentskandidaat Luis Abinader krijgen 46,95 %.
Op 15 mei 2016 staan Danilo Medina Sánchez met vice-presidente Margarita Cedeño de Fernández van de PLD en Luis Abinader met vice-presidentskandidate Carolina Mejía van de nieuwe partij PRM (Moderne Revolutionaire Partij, kleur blauw!) tegenover elkaar. De PLD wint met 61,74 % tegenover de 34,98 % van de PRM.
|